Road Rage (2008)

Britse fietsers en auto’s
staan elkaar naar het leven

 

Franka Hummels

 

Londen- Een pianosnaar over
plattelandswegen spannen om fietsers te onthoofden: Times-columnist Matthew
Parris lanceerde op 27 december een leuke nieuwe kerstraditie. Op die manier,
zo redeneert hij, help je een groot probleem uit de weg. Of van de weg, in dit
geval.

 

Parris ging er in zijn
column van uit dat zijn lezers zijn belangrijkste beweegredenen wel zouden
begrijpen. Het ‘afschuwelijke lycra’ waarin fietsers zich vaak hullen was níet de
hoofdreden van zijn woede, noch de suffe helm, bedoeld ter bescherming van ‘het
enige lichaamsdeel dat door fietsers niet nuttig wordt gebruikt’’. Hij legt
rustig uit dat hij zijn nieuwjaarsvoornemen ook niet baseerde op alom bekende
eigendunk en respectloosheid van fietsers. Nee, Parris haat fietsers omdat ze
hun troep altijd overal neersmijten en daarmee het landschap verpesten.

 

De lezers van de Times
vonden Parris column niet grappig. De boze brieven kwamen met postzakken
tegelijk het redactielokaal binnen en Parris bood schoorvoetend zijn excuses
aan. Toch was zijn suggestie niet bijzonder vergezocht. Eén van de boze brieven
kwam van de moeder van een fanatieke fietser. Hij knalde vorig jaar in het
donker tegen –precies- een pianosnaar op nekhoogte. Zijn helm bleek niet zo
nutteloos als gesuggereerd. Omdat hij over zijn stuur gebogen zat, redde die
zijn leven.

 

Ook Verity Collins uit
Londen kreeg te maken met fietshaat. ,,Ik stak een kruispunt over en werd
geraakt door een vrouw in een zilveren cabriolet die dwars door rood reed.
Terwijl ik met lichte verwondingen naar het ziekenhuis werd gebracht, gingen twee
jongens die alles gezien hadden achter de boosdoener aan. Ze vroegen haar of ze
wist wat ze zojuist gedaan had. ‘Ja zeker’, zei ze. ‘Dat was expres’. ‘’
Collins is woedend. Niet alleen op de automobiliste in kwestie, maar ook op de
politie van haar deelgemeente Chelsea. Omdat er geen materiële schade was,
weigerde die proces verbaal op te maken.

 

De agenten hadden
waarschijnlijk een afkeer van fietsers, net als veel andere Britse
automobilisten. Fietsers pesten is geaccepteerd, want ‘Fietsers’ zijn in hun
ogen een verkeersprobleem, meer nog dan files of vieze lucht. Wie het thema
aansnijdt, zoals Parris, kan rekenen op verhit debat.

 

Dat merkte ik toen ik Britse
collega’s per mail vroeg om praktijkvoorbeelden. Binnen vijf minuten schreef
iemand dat zijn vriend net die dag expres door een automobilist van de sokken
was gereden. ,,Gelukkig fiets ik zelf alleen op de hometrainer.’’ Het mailtje was
amper uitgelezen of daar kwam de eerste reactie. ,,Je vriend zal er zelf wel om
gevraagd hebben met zijn onbezonnen gedrag.’’ In drie dagen stuurden mijn
honderd keurige collega’s elkaar 150 mailtjes die bol stonden van de
scheldwoorden en platitudes. Ze lazen elkaars berichten niet en verloren iedere
interesse voor feiten. Er was ruzie in de tent.  

Ter vergelijking, in het
afgelopen jaar riep één ander onderwerp op deze journalistieke mailinglist ook
discussie op, namelijk de opstelling van de Britse media bij de uitzending van
prins Harry naar Afghanistan. Maar daarover werden slechts veertig berichten
geschreven en op een veel beschaafdere toon.

 

De grieven van de
automobilisten hebben inderdaad geen betrekking op lelijk lycra of helmen. Nee,
het asociale gedrag van de fietsers zelf staat centraal. Fietsers houden zich
nooit aan de verkeersregels, zo rijden ze door rood licht en over de stoep, dat
is de voornaamste kritiek. ,Natuurlijk, waarom zou je niet rechts inhalen, als
dat sneller is?’’

 

Sommigen dragen zelfs een
sterk argument aan om de regels aan de laars te lappen. Fietsende vrouwen komen
namelijk vaker om het leven bij een aanrijding met een vrachtwagen dan mannen.
Als de wet dat voorschrijft, blijven ze keurig in de dode hoek wachten voor ze
doorrijden. Mannen daarentegen kruipen tussen het verkeer naar voren om contact
te maken met de chauffeur. Dat is althans de verklaring die Transport for
London, de gemeentelijke vervoersdienst ervoor heeft.

 

Deze kille statistiek maakt
meteen duidelijk dat fietshaat niet vergelijkbaar is met fish n’ chips of thee
met melk. Dit is geen schattig Brits gebruik, maar letterlijk een zaak van
leven of dood. In de afgelopen twee jaar stierven maar liefst twee
professionele wielrenners die anders waarschijnlijk naar de Olympische spelen hadden
gemogen. Jason MacIntyre werd tijdens een training aangereden door een
bestelbus. Zak Carr werd een jaar eerder doodgereden toen hij op weg was naar
zijn werk.

 

Jaarlijks sterven ongeveer
150 fietsers op de weg. Dat is veel als je in ogenschouw neemt dat Britten
nauwelijks fietsen. Voor het gehele Verenigd Koninkrijk worden geen cijfers
bijgehouden, maar de zeven miljoen inwoners van Londen maken dagelijks maar 480
duizend fietstochten. En dan is de hoofdstad nog één van de steden waar het
meest gefietst wordt en goed is voor één ernstig fietsongeluk per dag. Natuurlijk
is bij de meeste van deze ongelukken geen opzet in het spel. Als het al tot een
veroordeling komt, wordt vaak een straf uitgedeeld wegens achteloosheid.

 

Waarom de haat tussen
automobilisten en fietsers zo groot is, blijft onduidelijk. Michael Oliver was
jarenlang profwielrenner en had daarna een korte carrière als fietskoerier in
Londen. Hij somt de verschillende theorieën op. ,,Allereerst zijn er de
alledaagse sores. Het regent, je werk is niet leuk en dan staat er ook nog eens
zo’n jonge kerel naast je bij het stoplicht die veel sneller door de stad
manoeuvreert dan jij. ,,Of ze hebben een schuldgevoel. Wat hij doet, zou ik ook
moeten doen. De rotzak!’’ 

 

,,Fietsers worden nog steeds
gezien als het uitschot van de samenleving: Hij daar is te arm om een auto te
kopen. Of erger nog. ‘Hij daar betaalt geen wegenbelasting. Hij daar wéigert
een auto te kopen. Hij doet niet zoals het hoort.’’ In het oerconservatieve
Engeland is dat natuurlijk not done.  ,,Veel automobilisten fietsen bovendien zelf
nooit. Ze hebben werkelijk geen enkel begrip voor de positie van een fietser.
Ze weten gewoon niet hoe vervelend het is als iemand met hoge snelheid tien
centimeter van de elleboog raast.’’

 

Chris Stokes, die nog altijd
een fanatiek wielrenamateur is, denkt ook dat de mix van afkeer en onbegrip
dodelijk kan zijn. ,,Auto’s gaan al inhalen zodra ze een fietser zien. Ook als
die op een racefiets zit en bezig is met een afdaling. Ik heb al heel veel
bijna-ongelukken meegemaakt omdat de chauffeurs de snelheid van de wielrenners
verkeerd inschatten. Daar zit geen kwade wil achter, maar wél een dedain voor
fietsers.’’

 

Maar fietsers steken de hand
ook in eigen boezem. Zo geeft Oliver ruiterlijk toe dat hij vroeger wel eens
een deuk sloeg in auto’s van asociale bestuurders. ,,Daar maak je geen vrienden
mee.’’  Ook anderen spreken over
middelvingers alsof het de gewoonste zaak van de wereld is. En volgens Matt
Seaton, de fietsverslaggever van dagblad The Guardian zit er wel wat in de
kritiek van columnist Parris. Ook hij constateerde dat sportfietsers het
gewicht van een lege verpakking graag in de berm lozen.

 

Er is nog geen beleid om de
agressie tussen fietsers en automobilisten aan te pakken. Dat is niet zo gek,
want ook politici zijn verdeeld. Sommige gemeenten ontmoedigen het fietsen
omdat het levensgevaarlijk is, terwijl andere druk in de weer zijn met
fietslessen en bewustwordingscampagnes. Maar ook in die gemeentes krijgen fietsers
die regels overtreden zwaardere boetes dan automobilisten. Gewoon, omdat het
publiek daarom vraagt.

 

De twee kampen kijken dus
ook precies de andere kant op voor een oplossing. Oliver cum suis hopen dat
meer mensen gaan fietsen en dat daardoor het begrip bij automobilisten zal
toenemen. Hun tegenstanders nemen liever hun toevlucht tot de pianosnaar.